De natuurlijke scheefheid deel 2. Wat niet te doen.

09-01-2022

Als je het blogbericht "De natuurlijke scheefheid. Deel 1" gelezen hebt, dan weet je nu dat paarden van nature scheef zijn en dat het belangrijk is om je paard recht te richten. Zo krijgen we terug balans in hun lijf en leden. Maar de vraag "Hoe doen we dat?" stelt zich op de voorgrond. Maar misschien is wel nog belangrijker om te weten wat je beter niet doet en waarom. Daar geef ik je vandaag meer uitleg over.

Hulpteugels

Het grootste nadeel van hulpteugels is dat ze paarden "opsluiten". Als het paard de gewenste houding wilt aannemen, zal hij toch ergens in zijn lichaam belemmerd worden om deze gewenste houding correct uit te voeren. Je paard gaat dus compenseren in zijn lichaam. Dit geeft vaak aanleiding tot mentaal ongemak, maar ook fysiek ongemak wat kan leiden tot blessures.

Daarnaast is afwisseling in de hoofd-hals houding (en dus ook in de rest van het lichaam) niet mogelijk. Je moet je paard er telkens voor stilzetten, de hulpteugels korter of langer maken, waardoor het paard langdurig in dezelfde houding loopt en er geen opbouw en variatie mogelijk is. Langdurig in dezelfde houding lopen resulteert vaak in ongemak en krampen. Het paard krijgt nooit een goed getimede release (= het loslaten van druk) en wal dus geen beloning vinden als hij in de juiste houding loopt. Zoals mijn lesgeefster mij ooit vertelde: "Een gefixeerde hulp kan nooit een voelende ruiterhand vervangen". 

Het paard op deze foto wordt gelongeerd met "touwtjes". Op deze foto kan je zien dat het paard zijn hoofd kantelt. De oren staan meer naar de rechterzijde van de foto dan zijn neus.  Daarnaast zie je dat de 3de halswervel het hoogste punt is van de hals. Dit wordt ook een "valse knik" genoemd.
Het paard op deze foto wordt gelongeerd met "touwtjes". Op deze foto kan je zien dat het paard zijn hoofd kantelt. De oren staan meer naar de rechterzijde van de foto dan zijn neus. Daarnaast zie je dat de 3de halswervel het hoogste punt is van de hals. Dit wordt ook een "valse knik" genoemd.

Maar hoe merk je op dat je paard opgesloten is? De enige manier om dit te leren, is door eerst je oog te trainen. En dat is een werkje van lange adem. Je oog trainen begint met het kijken naar stilstaande beelden. Door op foto's te kijken naar belangrijke punten kan je leren zien wat er mis gaat. Vervolgens moet je leren waar dit vandaan komt. Nadien is het de kunst om je oog te trainen bij bewegende beelden. 

En dit is nog het gemakkelijke stukje. Want dit kan je allemaal doen achter je computer of met een boek vol plaatjes van paarden. Maar de laatste (en de moeilijkste!) stap is het leren voelen van de beweging van het paard. Vervolgens moet je jouw hulpen timen op de beweging van jouw paard. Zo kan je leren voelen wat je paard doet én hoe je hem helpt om het juiste te doen. Het moeilijke is dat de meeste ruiters vaak te veel doen, waardoor ze verkrampen en hun balans en ritme kwijt zijn. Zowel op de grond als onder her zadel.

 Het is de kunst om je paard onder te te voelen bewegen, hem niet te belemmeren in zijn beweging, hem daarna te corrigeren (indien nodig) op het juiste moment en dat allemaal zonder je eigen balans te verliezen. Dressuur noemt niet voor niets "rijkunst"

Omdat het een tijdje duurt voordat je een goede houding kan interpreteren, geef ik je de meest voorkomende fouten mee die je duidelijk kan zien aan je paard.

  • Achter de loodlijn lopen: Hierbij heeft het paard nog contact met de teugelhulpen, maar loopt hij met zijn neus te fel richting de borst
  • Achter de teugel lopen: Hierbij onttrekt het paard zich van de teugelhulpen. Door het rijden met een sterke en terugwerkende hand zal het paard het contact met het bit vermijden. Ook te strakke hulpteugels kunnen dit probleem induceren. Hierdoor kan de hals niet vallen.
  • Tegen de teugel lopen: Hierbij trekt het paard de teugels uit handen, spant de onderhals op en houdt het hoofd hoog. De rug wordt weggedrukt en het paard heeft een stuwend achterbeen.
  • Op de teugel lopen: Hierbij zal het paard gaan hangen in de teugels. Deze paarden zijn vaak afgestompt in de mond en hangen met een heel gewicht op de teugel om hun evenwicht te behouden.
  • Valse knik: normaal gezien is de 1ste halswervel (of atlas) de hoogste wervel in correcte aanspanning. Bij een valse knik zal de nek afbuigen vanaf de 3de halswervel. 
  • Versnellen: Door je paard vast je maken kan hij zijn hals niet gebruiken om evenwicht te vinden. Daarnaast maken we vaak veel te kleine cirkels, waardoor onze lange en onstabiele paarden hun balans verliezen. Door je paard op te sluiten kan hij geen kant uit, wat de nodige stress met zich meebrengt. Het maken van snelheid is dan ook een natuurlijk verdedigingsmechanisme van vluchtdieren.

Alle fouten aan de voorkant zijn een logisch gevolg van te weinig gedragenheid in de achterhand. Wat je ziet aan de voorkant is een gevolg van het verkeerd gebruik van de achterkant.  Heb je dus problemen met de hoofd en halshouding van je paard? Zorg voor een beter gebruik van de achterhand.

Dit paard loopt veel te diep. Een goede voorwaarts-neerwaartse tendens wordt belemmerd door de bijzet teugels. Het paard heeft een stuwend achterbeen en de staart is naar buiten gericht.Daarnaast is het oor aan de buitenkant hoger dan het oor aan de binnenkant, dit paard kantelt zijn hoofd uit onbalans. De gezichtsexpressie geeft aan dat dit paard ongemak ervaart.
Dit paard loopt veel te diep. Een goede voorwaarts-neerwaartse tendens wordt belemmerd door de bijzet teugels. Het paard heeft een stuwend achterbeen en de staart is naar buiten gericht.Daarnaast is het oor aan de buitenkant hoger dan het oor aan de binnenkant, dit paard kantelt zijn hoofd uit onbalans. De gezichtsexpressie geeft aan dat dit paard ongemak ervaart.

De kaptoom en het belang van het tongbeen

Hoe kan je dan je paard helpen in het rechtrichten? Om je paard correct te begeleiden in het rechtrichten, maak je gebruik van een kaptoom. Dit is een lederen hoofdstel, zonder bit, met drie ringen op de neusriem. De middelste ring gebruik je om de longeerlijn of werklijn aan de bevestigen. De buitenste ringen kan je gebruiken om de teugels aan te bevestigen. In tegenstelling tot hulpteugels, kan een kaptoom je helpen om het hoofd, de hals en het lichaam van het paard te sturen en te begeleiden, zonder de biomechanische werking van het paard te blokkeren.

De kaptoom is geen hoofdstel. De kaptoom dient aangesloten om het paardenhoofd te liggen. Zo vermijd je dat het gaat schuiven, de bakstukken in de ogen komen en behoudt je een precieze inwerking.  De neusriem komt 2 a 3 vingers onder de jukbeenderen te liggen. Hoe hoger de neusriem, hoe milder de inwerking.  De kaptoom mag nooit de ademhaling van het paard belemmeren! De neusriem moet zo vastgemaakt worden dat het paard zijn onderkaak kan bewegen (anders kan het paard dus geen goede stelling nemen) en ook nog zijn mond kan openen. Ze mag echter ook niet zo los zitten dat de neusriem te veel over het neusbeen schuift bij het vragen van stelling. 

Waarom zou je longeren met een kaptoom en niet met een bit? De reden waarom ze de kaptoom gebruiken, is omdat het een directe inwerking heeft op het neusbeen. Het neusbeen is beduidend minder gevoelig dan de mond. De kaptoom bestuurd de bovenkaak van het paard. Bij het longeren via het bit, heb je steeds een inwerking aan de trensring, en dus ook in de mond en de onderkaak van het paard. Deze inwerking is eenzijdig en kan resulteren in het kantelen van het hoofd, de tong over het bit gooien, de tong uit de mond te laten hangen, en het negatief beïnvloeden van het tongbeen. Om je ten volle te laten beseffen wat het tongbeen doet in het lichaam van je paard, heb ik de anatomische structuren voor je genoteerd. De belangrijkste spieren heb ik in het vet aangeduid.

Het tongbeen van het paard (ook wel os hyoid genoemd) bestaat uit meerdere kleine onderdelen die verbindingen aangaan in het hele lichaam. Het tongbeen bestaan uit:

  • Het stylohyoid: De bovenste structuur die zich verbind met de schedelbasis. Vanuit deze structuur is de aanhechting van de M. occipitohyoideus 
  • Het epihyoid: Deze structuur verbind het Stylohyoid met het ceratohyoid
  • Het ceratohyoid: Deze stuctuur verbind het stylohyoid met het basihyoid
  • De processus linguale: Deze structuur is het aanhechtingspunt van de tong
  • Het basihyoid: Het centrum van de onderste structuur die dient als aanhechting van de M. Omohyoideus en M. Sternohyoideus
  • Het thyrohyoid: Deze structuur is het aanhechtingspunt van de M. thyrohyoideus. 

De M. occipitohyoid (Groen) is via spier- en faciale verbindingen verbonden met de onderkaak, de bovenlijn en achterhand van het paard. Het vormt een dorsale ketting 

De M. Omohyoideus (Blauw) is verbonden met het schouderbrand en de voorkant van de voorbenen. Via spier- en faciale verbindingen is hij verbonden met de buikspieren en het achterbeen. Het vormt een ventrale ketting

De M. Sternohyoideus (Beige) is verbonden met het borstbeen. Via spier- en faciale verbindingen is hij verbonden met het bekken van het paard. Ook deze spier vormt een ventrale ketting.


Het spreekt dus voor zich dat een foutieve inwerking van het bit, in de mond (en dus het tongbeen) van je paard een impact heeft doorheen het hele lichaam. Exact om deze reden is het longeren met een bit en hulpteugels afgeraden. De constante, niet nagevende druk op het tongbeen zorgt voor een permanente en foutieve aanspanning van de spieren. Waaruit vele problemen voortvloeien.

De kaptoom  werkt dus in op het minder gevoelige neusbeen. De hoeken van de mond zijn gevoeliger dan de neus. Bij het longeren is het aan te raden om een kaptoom te gebruiken om zo de mond te sparen en deze sensibel te houden en om de spieren correct aan de laten spannen, zoals je kon lezen hierboven. Maar er zijn nog meer redenen om niet met andere middelen te longeren:

  • Het aanklikken van een longe direct aan een bitring wordt afgeraden. Bij jonge onstuimige paarden kan zeer snel het bit door de mond getrokken worden.
  • Het aanklikken van de longe via de binnenste bitring (evt. over de oren) naar de buitenste bitring is tevens af te raden, om dat deze manier de trens vaak samentrekt en zo in de paardenmond het beruchte notenkrakerseffect veroorzaakt.
  • Het longeren aan het stalhalster is tevens af te raden, omdat dit halster te los om het paardenhoofd ligt en heen en weer schuift en in het oog terecht kan komen.
  • Longeren met hulpteugels is ook niet aan te raden, omdat u dan geen invloed op de natuurlijke scheefheid en het zwaartepunt kunt uitoefenen. Hulpteugels fixeren de scheefheid zelf.

Het paard moet dus leren om op een cirkel te lopen en in de lengte te buigen. Bij het stelling vragen wordt via de middelste ring ingewerkt op het neusbeen en dus niet op de lagen in de mond. Bij een longe die vastgemaakt is aan een trens wordt de aanleuning aan het mondstuk verstoord bij iedere inwerking via druk die nodig is om het paard op de volte te houden. Dit schrikt het paard af en geeft aanleiding tot ondeugden zoals de tong over het bit doen, de tong uit de mond laten hangen, het naar voren steken van de onderkaak, het hoofd kantelen enz. Het is een behoorlijke klus om deze fouten te corrigeren. Het onmiddellijk correct aanleren gaat sneller dan iets foutief afleren en opnieuw aanleren.